15 juni 2016
Vandaag presenteerde de Amsterdamse Kunstraad (AKR) haar advies over de 21 instellingen die de BIS van Amsterdam vertegenwoordigen en bijna tweederde van het totale kunstenbudget. (Het Amsterdams Fonds voor de Kunst komt in augustus met haar advies.)
Eerder schreef ik over het advies van Raad voor Cultuur en over Rotterdam en Utrecht.
Bevestigt Amsterdam het beeld of wijkt het af?
Ook hier pijn lijden
In Amsterdam mogen de kostenstijgingen evenmin verwerkt worden in de adviezen, Geen indexering dus. De AKR maakt als enige duidelijk wat dat betekent en dat zijn schrikbarende bedragen: bij het Stedelijk Museum betekent dat een jaarlijks gemiddeld tekort van ruim €380.000, bij het Amsterdam Museum €260.000 en Toneelgroep Amsterdam ruim €100.000. Daar kun je veel mee doen als je dat wel krijgt.
De Amsterdamse wethouder Kasja Ollongren erkent het probleem, maar het niet indexeren geldt voor de hele stad en alle sectoren. Opnieuw indexeren zal alleen over de hele linie gebeuren. Dus de komende jaren niet?
De financiële situatie van sommige instellingen is ook hier zorgelijk. Het Bijlmer Park Theater bijvoorbeeld heeft te weinig eigen vermogen en lijkt niet van plan dat aan te vullen. Dat maakt de organisatie erg kwetsbaar bij tegenvallers terwijl het tegelijk grotendeels afhankelijk is van gemeentelijke subsidie.
Bij het Bimhuis is sprake van een structureel tekort in de meerjarenbegroting, er wordt wel gerekend op meer publiek maar niet op evenredig meer publieksinkomsten. Ook de governance laat te wensen over als het om termijnen van bestuursleden gaat.
Ook bij Podium Mozaïek zijn er zorgen; de landelijke BIS-aanvraag is afgewezen en er is een tekort aan reserves. Dat vraagt om lastige keuzes.
Sowieso zijn de paragrafen over cultureel ondernemerschap in dit advies de moeite van het lezen waard: duidelijk en consequent geschreven.
Het gemiddelde eigen inkomstenpercentage bij deze instellingen is 48%, het percentage kunstenplansubsidie 25%. Van die subsidie gaat trouwens de helft naar vastgoedlasten. Samen hebben deze 21 instellingen bijna 3000 mensen in dienst, waarvan een kwart op tijdelijke basis. En nog bijna 1000 vrijwilligers die echter maar 3% van alle FTE’s uitmaken.
Governance: de AKR maakt zich zorgen over het grote aandeel mensen uit het zakenleven in besturen en toezicht en pleit voor meer makers en kunstenaars. Waarom is echter niet duidelijk. Wat voegen die toe? Meer kunstenaars in het toezicht van bedrijven en financiële sector lijkt me relevanter.
Diversiteit
Waar in Utrecht en Rotterdam vooral geklaagd wordt over het gebrek aan aandacht voor diversiteit in de ingediende plannen, wordt in Amsterdam het budget daarop ingezet. De vier ‘cultuurhuizen’ buiten het centrum (Tolhuis, Meervaart, Bijlmer Partktheater en Podium Mozaïek) krijgen er in het advies flink veel bij. En bij elke instelling wordt nauwkeurig gekeken wat er al gebeurt en wat er meer zou kunnen. Alle overige instellingen bevinden zich in het centrum en hen wordt dringend gevraagd om verbindingen aan te gaan met andere delen van de stad.
Ook de discussie bij de presentatie van het advies (onder leiding van de gedreven Felix Rottenberg als voorzitter van de AKR) concentreerde zich op internationalisering en diversiteit. Internationalisering is niet alleen naar het buitenland kijken, maar ook naar de samenstelling van de eigen bevolking.
Terecht pleit de AKR voor een stadsbreed publieksonderzoek. In Rotterdam heeft dat geleid tot een indeling van publieksgroepen die nu door iedereen gebruikt wordt. In Amsterdam kent eenieder een eigen of geheel geen indeling. Dat kan beter.
Conclusie?
Amsterdam maakt werk van diversiteit, maar loopt achter in publieksonderzoek. Een tegenstrijdigheid waar snel wat aan gedaan moet worden. En de schade van het niet indexeren van subsidies is zichtbaar gemaakt. Als elke stad dat zou doen en we het bij elkaar optellen, kom je op schrikwekkende bedragen.