In deze Nieuwsbrief bericht ik regelmatig over wat me opvalt in de wereld om me heen. Voor een groot deel is dat de kunstwereld, maar ook aanverwante onderwerpen komen aan bod: arbeidsomstandigheden, maatschappelijke waarde en innovatie. Overal in de samenleving waar kunst van betekenis is en kan zijn.
Na de vorige Nieuwsbrief over de positie van zelfstandigen, een wat langer verhaal over de maatschappelijke betekenis van kunst. Want zoveel diepgang zit er nog niet in die discussie.
De inzet van kunst en cultuur bij maatschappelijke opgaven
De maatschappelijke waarde van kunst en cultuur is een hot topic. In het cultuurbeleid heeft de voor-voorlaatste staatssecretaris van Cultuur, Uslu, het opgenomen in haar beleid, onder het motto: er wordt nog onvoldoende gebruik gemaakt van de inzet van creativiteit bij maatschappelijke opgaven. Ook is het opgenomen in de criteria bij de aanvragen voor de BIS: laat zien wat de maatschappelijke waarde is van je organisatie en je aanbod. Dat kan op verschillende manieren, waaronder een bijdrage aan maatschappelijke opgaven.
Een flink aantal mensen verzet zich tegen dit beleid, van hen mag er niets anders gevraagd worden van kunst dan dat het kunst is. En ze vinden dat kunst alleen om zichzelf gewaardeerd mag worden. Het merkwaardige is dat degenen die de maatschappelijke waarde van kunst belangrijk vinden net zo goed vinden dat het begint met kunst en creativiteit. Daarover lijkt me geen verschil van mening te bestaan. De tijd is voorbij dat het in de kunst alleen om het product gaat, steeds meer vindt de opvatting ingang dat het inrichten en uitvoeren van het creatieve proces een onlosmakelijk onderdeel is van de professie van de kunstenaar. En dat creatieve proces benutten heeft niet alleen artistieke waarde, maar binnen of buiten de kunstsector ingezet kan het ook maatschappelijke waarde creëren.
Heel veel kunstenaars zijn lokaal actief op allerlei terreinen: duurzaamheid, sociale samenhang, welzijn, eenzaamheid, wetenschap. Je kunt alle mogelijke locaties en thema’s opnoemen, overal vind je actieve kunstenaars. Maar: veel van dat werk heeft last van de zelfde kwalen als werk binnen de culturele en creatieve sector, het is tijdelijk, projectmatig, slecht betaald en afhankelijk van allerlei verschillende (vooral culturele) potjes en kortdurende financiering. Zeker als je echt maatschappelijk effect wil bewerkstelligen is een veel langduriger inzet nodig met veel meer continuïteit. Daarnaast zien steeds meer kunstenaars en andere creatieven dat bijdragen aan maatschappelijke opgaven zich niet kan beperken tot lokaal niveau of één organisatie, maar dat interventies nodig zijn op een meer strategisch en/of systeemniveau om daadwerkelijk verandering te bewerkstelligen. Hoe dat te bereiken?
Dat besef dringt ook steeds meer door bij Kunsten92, de belangenorganisatie voor de kunst- en cultuursector, ze ondersteunden een Manifest hierover en publiceerden een artikel over aan de ene kant een financieel vangnet voor kunstenaars en aan de andere kant suggesties om de maatschappelijke inzet van kunstenaars te bevorderen door bijvoorbeeld bestaande overheidsprogramma’s en subsidiestromen in onderzoek en maatschappelijke opgaven toegankelijk te maken voor kunstenaars. De Tweede Kamer was de opdrachtgever van een rapport over het vergroten van het verdienvermogen door bij te dragen aan maatschappelijke opgaven.
Alleen: er is nog bijzonder weinig kennis over de werking van de inzet van kunstenaars en creatieven bij maatschappelijke opgaven. En al helemaal niet als je wil werken aan het veranderen van het bestaande systeem, als je wil werken aan maatschappelijke transities. Iedereen probeert daarvoor nu een eigen wiel uit te vinden.
Je ziet verschillende strategieën zich aftekenen om de inzet en impact van kunstenaars en creatieven bij maatschappelijke opgaven te vergroten. Tijd om eens te proberen deze in een korte schets in kaart te brengen.
Grofweg zie ik er vijf (met tussenvarianten):
- De lange mars door de instellingen
- De coalitie
- De beweging van onderop
- Transitiemanagement
- Artistiek onderzoek.
Het zijn geen elkaar volledig uitsluitende categorieën, maar ze zijn wel verschillend qua uitgangspunt.
- De lange mars door de instituties
De lange mars door de instellingen richt zich met name op de inbreng van de artistieke methode/de kunstenaarsmindset/creatieve maakkracht (verschillende in gebruik zijnde termen) in de manier van werken in de grotere organisaties en instellingen. Denk aan ministeries, bedrijven en andere instellingen die een rol spelen in het vormen van de beleidsagenda en de uitvoering ervan in ons land. De veronderstelling is dat overheden en andere organisaties op een andere, creatievere, manier moeten gaan werken, omdat de huidige werkwijze is vastgelopen.
Eén manier is de inzet van kunstenaars en creatieven via andere ministeries dan alleen via Cultuur. Dat gaat niet echt makkelijk, pottenkijkers van buiten zijn niet direct gewenst en hoezo hebben we überhaupt kunst nodig, anders dan die aan de muur hangt van onze kantoren? Een van de redenen dat OCW hierin tot nu toe weinig bereikte bij andere ministeries, was het gebrek aan bewijskracht om de ambtenaren elders ervan te overtuigen dat de inbreng van kunstenaars en creatieven echt iets opleverde. Dat probleem heeft lang gespeeld in de zorg, maar met de onderzoeksrapporten van de WHO en in Nederland van ZonMw, zijn er inmiddels voldoende goede voorbeelden te vinden. En via de regeling Samen Cultuur Maken van het Fonds Cultuurparticipatie en begeleid door LKCA zijn inmiddels zoveel projecten in zorg en welzijn ondersteund en geëvalueerd dat er bewijskracht genoeg is. ZonMw is inmiddels een SROI-project (Social Return on Investment) gestart om aan te tonen dat de inzet van kunst in de langdurige zorg niet alleen maatschappelijk maar ook financieel lonend is. De recente presentatie van de Arts in Health whitepaper met een strategische toekomstagenda geeft een goede richting aan voor vervolgstappen.
Inmiddels zijn ook op andere plekken kunstenaars en creatieven actief, bij Verkeer&Waterstaat, bij Justitie&Veiligheid, bij de afdeling Innovatie van de politie en ook sommige gemeenten hebben ontwerpers in dienst. In de meeste gevallen gaat het dan om het ontwerpen en uitvoeren van creatieve participatieve processen waarbij veel meer groepen belanghebbenden een stem krijgen en andere uitkomsten worden verwacht dan bij de gewoonlijke beleidsprocessen.
Het gaat echter niet alleen om de inzet van kunstenaars zelf, het gaat er ook om de manier van werken binnen deze instituties te veranderen. Creatieve en participatieve methodes moeten worden geïntegreerd in de werkwijze van beleid maken en uitvoeren, die daardoor meer draagvlak verkrijgen en het mogelijk maken buiten de papieren werkelijkheid te stappen. Dat betekent dat ook de ambtenaren zelf de vaardigheid ontwikkelen om meer creatieve processen in te zetten.
Deze manier van werken moet een boost krijgen via het PONT-programma, een driejarig programma gefinancierd door OCW om uit te zoeken hoe de impact van ontwerppraktijken bij m.n. verschillende overheden versterkt kan worden. Een grote verzameling van creatieve methoden die in verschillende fase van projecten en programma’s gebruikt kunnen worden, is verzameld onder de noemer van Knowledge Enabling Methodologies, oftewel KEM’s. Een voorbeeld van een boek dat de creatieve methode van werken probeert over te dragen aan mensen die zelf geen kunstenaar of ontwerper zijn, maar deze manier van werken wel willen inzetten, is Maakkracht van Tabo Goudswaard en Jetske van Oosten. Zij hebben zelf veel ervaring met het werken in allerlei organisaties.
- De coalitie
Om maatschappelijke vraagstukken aan te pakken, heb je vertegenwoordigers nodig vanuit zo veel mogelijk stakeholders: een coalitie die samen een oplossing wil zoeken. Kunstenaars en creatieven vervullen daarbinnen meerdere rollen: zichtbaar en voelbaar maken van het vraagstuk vanuit meerdere perspectieven, het proces van verandering helpen vormgeven en andersoortige oplossingen helpen bedenken. Een voorwaarde is wel dat zij er vanaf het begin bij worden betrokken (anders mogen ze alleen nog aan het eind een plaatje bij het praatje maken) en op gelijkwaardig niveau meewerken (anders worden ze gezien als het hulpje van de opdrachtgever). Project Idols was een (helaas eenmalig) project waarin uitgezocht werd hoe dit zou kunnen werken. World Design Embassies vormen coalities voor verschillende maatschappelijke vraagstukken zoals mobiliteit, gezondheid, circulair en biobased bouwen, voedsel en andere onderwerpen om nieuwe richtingen te vinden voor oplossingen. De nadruk lijkt hier wel meer te liggen op onderzoek dan op het implementeren van gevonden benaderingen.
Een andere manier van coalitievorming is er een die zich op één sector richt, bijvoorbeeld het Arts in Health whitepaper. Kunstenaars, onderzoekers, cliënten, intermediairs uit zowel de zorg- als de kunstsector hebben samen gewerkt om een strategische agenda op te stellen voor de zorg- en de kunstwereld. Waar tot nu toe kunst en zorg vooral op projectbasis samenwerken, financiering fragmentarisch plaatsvindt (en voor een groot deel vanuit cultuurpotjes), richt het whitepaper zich op langdurige en strategische samenwerking op alle niveaus, zowel bij de verantwoordelijke ministeries als bij zorginstellingen en financiers. Een belangrijke voorwaarde voor een overtuigende agenda is dat er voldoende bewijskracht wordt opgebouwd om te laten zien dat de kunstinterventies werken en dat kost meestal vele jaren ploeteren.
- De beweging van onderop
De beweging van onderop gaat ervanuit dat maatschappelijke verandering tot stand komt als groepen mensen zich verenigen en het zelf anders gaan doen. Ze denken niet dat overheden in staat zijn om zelf maatschappelijke vraagstukken op de goede manier aan te pakken. Ze vinden dat overheden macht moeten afstaan of ruimte moeten bieden aan groepen burgers om het zelf te doen.
Een leuk voorbeeld is Een wereld van gemeenschappen, een boek met voorbeelden van lokale gemeenschappen en bewonersorganisaties die zelf problemen aanpakken, vaak gehinderd door allerlei regels, maar die meer voor elkaar krijgen omdat ze draagvlak hebben in de dorp, buurt of wijk. Floor Ziegler, een van de auteurs, is ooit (in 2006) begonnen vanuit de cultuurwereld met het opzetten van een kunstprogramma in het Noorderpark in Amsterdam Noord en kwam er al snel achter dat dat niet ging werken zonder te vragen naar de wensen van de bewoners om het park heen, die er al veel langer woonden dan zij zelf. Deze methode heeft zij met haar partner uitgebouwd tot de kern van haar werk: wandelen door buurten, in gesprek met bewoners en inhaken op de energie die er al is. In veel van de voorbeelden uit het boek kom je kunstenaars en creatieven tegen. Zij wordt in de loop van de tijd steeds meer ingehuurd door gemeenten die zelf niet weten hoe het moet, iets anders willen en er vervolgens achter komen dat ze dan zelf ook moeten veranderen. En dat lukt vaak niet omdat dan bestaande regels, geldstromen en belangen in de knel komen.
Een andere invalshoek is de Right to Challenge. Groepen bewoners hebben het recht om een of meerdere taken van de gemeente over te nemen. Het lastige hieraan is dat gemeenten veel taken aanbesteden met zeer strikte regels waaraan alleen grote (soms commerciële) organisaties kunnen voldoen. Lokale culturele organisaties die bijvoorbeeld via talentontwikkeling en Third Spaces (open ruimtes voor iedereen toegankelijk) eigenlijk actief zijn op het gebied van welzijnswerk, komen er door de aanbestedingspraktijken van gemeenten niet tussen.
Een radicale vorm is de commons-beweging, die zich nog meer buiten de gevestigde instituties beweegt. Deze richt zich op het bouwen van (culturele) gemeenschappen die gebaseerd zijn op het kunnen tonen van kwetsbaarheid, het opbouwen van vertrouwen en radicaal-democratisch werken, vrij van inmenging door de markt en de overheid. Pascal Gielen, hoogleraar in Antwerpen, is een van de voorvechters hiervan.
Kenmerkend is dat bij veel van dit soort initiatieven kunstenaars betrokken zijn die hun omgeving anders willen inrichten en daarin een voorbeeld zien voor andere delen van de samenleving.
- Transitiemanagement
Transitiemanagement is een strategie die ervan uitgaat dat het nieuwe gestimuleerd en sterk genoeg moet worden terwijl het oude systeem langzaam destabiliseert en uit elkaar valt. Op een gegeven moment zou dan het nieuwe de overhand krijgen en de norm worden, terwijl het oude uitgefaseerd wordt. Zie het plaatje hieronder van Studio Drift. Het grote probleem is echter het vage deel in het midden: hoe en wanneer weet je dat deze overgang daadwerkelijk aan het plaatsvinden is en hoe stuur je op deze overgang? Je weet dat weerstand tegen verandering meestal groter is dan zucht naar het nieuwe. Derk Loorbach, directeur van Drift en hoogleraar sociaal economische transities, benadrukte vorig jaar op het Podia/Festivals/Evenementencongres de mogelijkheden voor kunstenaars en creatieven bij transities. Hoe je zorgt dat je bijdraagt aan een echte duurzame transitie?
Bij transitiemanagement komt de term transitiefalen om de hoek kijken. We weten dat in de huidige economische markt de benodigde (economische, duurzame, etc) transities niet tot stand komen omdat het huidige prijsmechanisme milieukosten niet meeneemt in de prijsbepaling. Overheidsingrijpen is nodig. Meestal wordt overheidsingrijpen gelegitimeerd door marktfalen: in de huidige markt wordt het beoogde (politiek gewenste) resultaat niet behaald omdat sommige waarden niet in geld uitgedrukt (kunnen) worden. Dit is ook een van de legitimatiegronden voor cultuursubsidie. In het ESB (Economisch Statistische Berichten) stond een artikel waarin betoogd wordt dat ook transitiefalen een legitieme grond is voor de overheid om in te grijpen. Bij systeemveranderingen heeft de overheid de taak om nieuwe (juridische) kaders te scheppen waarin andere markten kunnen ontstaan. Dat legitimeert bijvoorbeeld het bestaan van een Klimaatfonds.
Daarnaast is er een ander probleem: voor overheden is het intern lastig om aan transities te werken. Hoe realiseer je een transformatieve overheid? De overheid neigt ertoe om alle stakeholders aan tafel te vragen vanuit het principe van een gelijk speelveld voor iedereen, alleen komen dan ook de partijen aan tafel die vooral belang hebben bij het bestaande en transities tegenwerken. Ambitie en draagvlak botsen met elkaar en juist dan is er langdurige politieke rugdekking nodig met een duidelijke richting voor ambtenaren om aan het werk te gaan. Afijn, we weten hoe het daarmee gesteld is in het huidige versnipperde politieke landschap, die voorwaarde wordt zelden vervuld.
Werken aan maatschappelijke opgaven vraagt daarnaast om samenwerking over de grenzen heen van afdelingen, organisaties en structuren. Oftewel, er zijn grenswerkers nodig die in staat zijn om verbindingen te leggen, innovatie te organiseren, maar ook om kunnen gaan met weerstanden vanuit het bestaande. Er wordt nu onderzoek gedaan naar de voorwaarden waaronder zij hun werk goed kunnen doen. Zouden kunstenaars kunnen functioneren als grenswerkers, is daarvoor begeleiding nodig, een opleiding?
- De artistieke houding en maatschappelijke opgaven
Wat betekent het voor de kunstenaar on maatschappelijk actief te zijn? Velen zetten hun artistieke kwaliteiten hiervoor in zonder het idee te hebben dat zij niet meer artistiek autonoom zijn. Zij zien ook het benutten van het artistiek proces buiten de kunst als een artistieke kwaliteit.
Anke Coumans beschrijft in haar boek De Artistieke Attitude verschillende manieren waarop de kunstenaar anderen betrekt bij zijn/haar artistieke praktijk: meedoen binnen diens artistieke concept, de dialoog tussen kunstenaar met de ander en het creëren van een omgeving waarin de ander een betekenisvormende bijdrage levert. Waarbij het resultaat een reflectie oplevert op zowel de artistieke praktijk als op het sociale resultaat. Het is interessant omdat het dieper ingaat op het artistieke proces en wat het vraagt van de kunstenaar. En wellicht meer legitimiteit oplevert binnen het bestaande artistieke denken (ook bij opleidingen) voor maatschappelijke activiteiten. In het boek Almanak voor Radicale Verbeelding, mogelijk gemaakt door stichting Doen, staan heel veel voorbeelden van kunstenaars die maatschappelijk actief zijn, met een vergelijkbare indeling als die van Anke Coumans. Het NWO (wetenschapsfinanciering) heeft een ‘route’ Kunst: Onderzoek en Innovatie in de 21e eeuw, waarbij artistieke processen model staan voor onderzoek en innovatie in andere domeinen.
In het advies van de Raad voor Cultuur over de toekomst van het cultuurbestel Toegang tot Cultuur staat een hoofdstuk over de begrippen kunst en kwaliteit (vanaf blz.147). Het is een pleidooi voor het accepteren van een verscheidenheid aan kunstopvattingen en een bredere opvatting van kwaliteit omdat vele kunstuitingen niet genoeg gewaardeerd worden. Artistieke kwaliteit is in dit pleidooi een combinatie van vier perspectieven: van de maker, van deskundigen, van het publiek en van de samenleving. Traditioneel staan de maker en de deskundigen voorop, maar het wordt tijd om het perspectief van het publiek en de samenleving te zien als aspecten die meetellen bij het beoordelen van artistieke kwaliteit. Dat levert meer ruimte op voor kunstenaars die maatschappelijk actief zijn.
In de beschrijvingen van de artistieke houding valt op dat het gaat om kleinschalige projecten met een beperkte reikwijdte. Dat maakt ze niet minder belangrijk, maar zij richten zich alleen op een kleinschalige niveau op maatschappelijke opgaven, niet op een strategisch of systeemniveau, waarbij het lijkt alsof zij de gewenste verandering zoeken bij de individuele mens of in kleine groepen. Of zien zij zich als de kraamkamer voor grote veranderingen? En is dat een reëel idee?
Tot slot
Werken aan maatschappelijke opgaven is een taai proces, het gaat niet vanzelf en aan een paar leuke ideeën heb je niet genoeg. De inzet van kunstenaars en creatieven kan hierbij zeer gewenst en nuttig zijn, maar die route is lang niet voor iedereen weggelegd. We zien verschillende strategieën opduiken en niemand weet nog echt wat werkt. Hopelijk gaan we de komende jaren veel ervaring en kennis opdoen over de verschillende manieren waarop kunstenaars en creatieven ingezet worden bij maatschappelijke opgaven. En vindt dat plaats in een brede coalitie van onderzoeks- en beleidsinstellingen, zowel op landelijk, provinciaal als lokaal niveau. Want dat is wel nodig om er echt van te leren!
Joost Heinsius