21 april 2016
Afgelopen week bezocht ik op één dag de tentoonstelling Hacking Habitat in de voormalige gevangenis aan het Wolvenplein in Utrecht, 3 tentoonstellingen in het Museum de Fundatie in Zwolle en las ik tussendoor het boek Build the City van de European Cultural Foundation en Krytyka Polityczna. Drie keer kunst. Drie keer anders. Drie keer een andere verhouding tussen kunst en samenleving. Een poging tot reflectie.
1.
Eerst bezocht ik Hacking Habitat, op een donderdagochtend. Zoals ze het zelf omschrijven, maakt de tentoonstelling je bewust van de ‘remote control maatschappij’ en probeert het tij te keren op creatieve, soms humoristische manieren. Een erg actueel thema wat hoge verwachtingen schept.
Zo’n oude gevangenis doorlopen is op zichzelf al een belevenis: de kleine cellen, met wc en wastafeltje er nog in, de benauwde gangen, het doolhof van verdiepingen en bijgebouwen. In elke cel een of twee kunstenaars met ‘iets’, iets aan de muur, video, installatie, enzovoort. Tachtig (!) kunstenaars die hun visie geven op het onderwerp. Dat wordt al gauw een kakafonie van ideeën en probeersels. Soms met ideeën die grappig (of flauw) zijn en niet echt doorgedacht zoals: de celfie (selfie in een cel! Cool!). Andere niet meer dan visualisaties van datapatronen waar je verder niets mee kan. Werk van tachtig kunstenaars is ook te veel om te behappen en de diversiteit doet de grote lijn van de tentoonstelling verzuipen. Een paar die voor mij wel werkten: een video van gevolgde auto’s en mensen in de openbare ruimte, het verhaal van een kunstenaar die openbare camera’s fotografeert in het centrum van London en vervolgens door de politie opgepakt wordt omdat het verdacht is dat je die camera’s in beeld brengt. Een scherpe en heftige videoclip-aanklacht over een wijk van Roma in Istanbul die moet wijken voor nieuwbouw (maar wat het met het thema te maken heeft?), een verrassend beeld van een verkleumde jonge Hitler, leunend tegen de muur in een halfdonkere gang, een enorme installatie van schroot van het jacht van Franco (de Spaanse dictator), een fascinerende video met ‘newspeak’ en holle frases van een Duits managementadviesbureau. En dan is er nog de enorme installatie van Kentridge, die de hele gymzaal beslaat, over de standaardisering van tijd die ons in een bepaald ritme dwingt. Mooie videobeelden en bewegend materiaal, maar meer overweldigend dan tot reflectie aanzettend.
Er waren nauwelijks bezoekers, zo mocht ik een installatie van Circus Engelbregt niet in, omdat ik alleen was. Ondanks alle bordjes verdwaalde ik toch in het enorme gebouw. En zag ik achteraf dat ik sommige kunstenaars gemist heb. Personeel bij de kassa moet opzoeken hoe duur de catalogus is en weet niet of er ook een Nederlandse versie van bestaat. Kortom, veel ideeën, weinig visie, weinig alternatieven voor die ‘remote control’ maatschappij. Kunst die een aspect van de samenleving treffend verbeeldt, soms. Die alternatieven laat zien? Zelden. Helaas. Goed gepresenteerd? Mmm.
2.
En dan ’s middags de Fundatie in Zwolle, daar is het in ieder geval druk, met de gebruikelijke kunstbezoekers: meestal boven de 50, in meerderheid vrouw en afkomstig uit die delen van de samenleving waar men het goed heeft. Met drie hoofdtentoonstellingen, voor elk wat wils: Dutch Identity over Nederlandse portretfotografie met uiteraard vele prachtige foto’s, veel werk met een beklemmende sfeer van Ans Markus uit verschillend perioden en als buitenbeentje: Rood, een tentoonstelling over de inzet van (avantgardistische) kunstenaars in de propaganda van de Sovjet-Unie in de jaren dertig.
Een middagje aangenaam vertoeven tussen zeer verschillende fotoportretten, tussen mooie schilderijen en avant-garde vormgeving uit de jaren dertig in Rusland. Bij alle drie kun je aan het denken gezet worden over levensvragen en over je eigen rol in de wereld. En dat mag je ook volledig zelf bedenken. Je kunt je ook – aan de hand van deze tentoonstellingen- veel voorstellen van een diepgaande beschouwing over de rol van kunst in de samenleving, maar dat is wat daar niet gebeurt. Mooie kunst, vrijblijvend. Eigenlijk wil je al die bezoekers van Zwolle naar Utrecht sturen om hen wat meer te laten nadenken over wat er om ons heen gebeurt. Alleen zullen ze zich daar niet welkom voelen.
3.
En tussendoor las ik Build the City, geen tentoonstelling, maar een boek, met als ondertitel: Perspectives on commons and culture. Deze verzameling teksten van een groot aantal auteurs gaat over mensen die bij elkaar komen om via cultuur hun stedelijke omgeving en de beslissingen die die omgeving bepalen weer in eigen handen te nemen, samen te werken voor de ‘common good’, het gezamenlijk belang van de mensen zelf. In de inleiding geven de samenstellers aan te geloven in cultuur als innovatief terrein voor nieuwe vormen van democratische, institutionele, sociale, politieke en existentiële experimenten. Hier gaat het expliciet om de kunstenaar als activist en/of sociale experimentator, niet alleen als verbeelder of commentator. (Het is sowieso opvallend hoeveel kunstenaars -meestal onbetaald- bezig zijn met groen in de stad en wijkactivisme.) Het zijn ook kunstenaars die het activistisch repertoire weten te verrijken met hun verbeelding en artistieke processen om alternatieven te verzinnen. In veel van de teksten komen kunst en cultuur trouwens niet voor en gaan ze voornamelijk over ‘commons’ en over het claimen van zeggenschap over de eigen omgeving tegenover politieke en commerciële belangen. Maar het is in ieder geval een uitgebreide poging om voeding te geven aan de mogelijkheden van kunst om zich in te zetten voor de ‘commons’, voor het gezamenlijk belang, voor een alternatief.
4.
Drie vormen van kunst op één dag, drie manieren om je via kunst tot je publiek en de samenleving te verhouden, als kunstenaar, als tentoonstellingsmaker, als organisatie. Bij Hacking Habitat zie ik voornamelijk kunstenaars die commentaar leveren op een zeer actueel thema en die verbeelden. Soms zet het je echt aan het denken. Maar ik zie eigenlijk nauwelijks alternatieven. Bij de Fundatie komen veel menselijke vragen aan bod, als je die wilt zien tenminste, de tentoonstellingen blijven keurig binnen de kunstcanon, het schuurt nergens. En in Build the City gaat het juist om het zelf samen bouwen aan alternatieven, om het vormen van tegenmacht. De kunstenaar als politieke activist. Wat meteen de vraag oproept: is het nog wel kunst? Of is dat niet belangrijk?
Het is jammer dat Hacking Habitat voornamelijk voor gelijkgestemden bedoeld lijkt te zijn, ik zou graag zien dat de tentoonstelling de bezoekers van de Fundatie weet te trekken. Bij de Fundatie heb ik prachtige kunst gezien, maar de presentatie blijft aan de oppervlakte. En in Build the City wordt kunst ingezet voor een groter doel: mensen een stem geven en een alternatief ontwikkelen tegenover machthebbers. Ook hier lijken de teksten toch vooral bestemd voor ingewijden.
Verbeelden, becommentariëren, alternatieven verzinnen, zelf de wereld veranderen. Belangrijke en onmisbare rollen die kunstenaars vervullen in hun verhouding tot hun omgeving, tot de samenleving. Ja, ik geloof in wat kunst kan betekenen voor de maatschappij. Ik ben alleen niet voor het voorschrijven van de ene of de andere rol, noch voor het inperken van wat kunst is of niet binnen al deze rollen. Maar het lastigste blijft toch, na het zien van deze tentoonstellingen en het lezen van het boek, om voorbij je eigen vanzelfsprekende groep cq publiek te komen, om anderen te trekken dan je eigen ‘believers’. Want dan begint het pas. Wat kunnen we daarop verzinnen?