22 januari 2017

Het tweejarig programma The art of impact is eind 2016 afgerond,  er zijn 122 maatschappelijke kunstprojecten ondersteund. Het is uitgevoerd door de zes landelijke publieke kunstfondsen: Mondriaan Fonds, Fonds Podiumkunsten, Fonds voor Cultuurparticipatie, Nederlands Filmfonds, Nederlands Letterenfonds en het Stimuleringsfonds Creatieve Industrie.

Met dit programma hebben OCW en de kunstfondsen een flinke impuls gegeven aan een grote verscheidenheid aan maatschappelijke kunstprojecten. Een mooi begin of houdt het hier weer op?

Onderzoek

Eerder schreef ik al over dit programma. Eind december is er een onderzoeksverslag verschenen over het programma, geschreven door de KWINK-groep. In dit rapport staat nadrukkelijk dat dit géén evaluatie is van het programma, er is geen effectmeting of publieksonderzoek uitgevoerd. Het is puur een descriptief onderzoek, gebaseerd op de informatie die door de deelnemers aan het programma is aangeleverd. Toch valt er veel interessants te halen uit het rapport.

Naar verluidt is er ook een evaluatierapport gemaakt over het programma zelf richting de samenwerkende fondsen, maar dat is niet openbaar. Jammer, want voor de discussie zou het goed zijn om te weten wat OCW en de fondsen hebben geleerd van een publiek gefinancierd programma van €7 miljoen.

In dit programma zitten twee weeffouten. Er is namelijk geen gebruik gemaakt van de al aanwezige kennis over het aantonen en meten van maatschappelijke impact in de cultuursector en aanpalende sectoren. Dit is een gemiste kans.

  1. De eerste weeffout is dat de projecten niet zijn ingericht op het duidelijk formuleren van de gewenste impact
  2. De tweede weeffout is dat bij aanvang onvoldoende is nagedacht over het uit te voeren onderzoek, waardoor het nu zeer beperkt is van opzet.

Als je meetbare impact wilt hebben, moet van tevoren niet alleen duidelijk zijn wat je wilt bereiken, maar ook bij wie. Volgens de onderzoekers heeft slechts de helft van de projecten een duidelijke doelgroep geformuleerd, de andere helft beschrijft de doelgroep in algemene termen of soms zelfs helemaal niet. Verderop blijkt dat de begrippen resultaten, doelbereik, effecten en impact door zowel deelnemers als fondsen door elkaar worden gebruikt en verschillend worden geïnterpreteerd. Deze observaties door de onderzoekers maken nogmaals duidelijk dat het programma niet echt was ingericht op het aantoonbaar maken en onderzoeken van de maatschappelijke impact van artistieke projecten.

Voor een programma dat de maatschappelijke impact van kunst wil laten zien,  is dat jammer. En ja, het aantonen en vooral meten van impact is lastig. Maar dat wil niet zeggen dat het niet geprobeerd had kunnen worden.

 Samenwerken als voorwaarde voor impact

Het rapport bevat een uitgebreid hoofdstuk over samenwerken in maatschappelijke kunstprojecten. Dit soort projecten met partners uit verschillende sectoren met uiteenlopende belangen zijn lastig uit te voeren. Goed samenwerken is een voorwaarde voor succes.  Er zijn verschillen in taal, in cultuur, in doelen, in motivatie, in rol binnen het project. Er is de mogelijkheid van spanning tussen artistieke ambitie en doelgericht werken. Er is de zoektocht naar een balans tussen structureren en plannen om je doel te bereiken en flexibel blijven om open te blijven staan tijdens het proces voor nieuwe mogelijkheden. Er zijn grote verschillen in de mate waarin de doelgroep betrokken is bij de projecten. Al deze factoren die een project kunnen maken of breken, worden uitgebreid besproken.

De rol van impactproducenten

Juist de complexiteit van dit soort projecten roept de vraag op of kunstenaars in staat zijn om zelf dergelijke processen van begin tot eind te leiden. In 2013 is op Europees niveau  beschreven welke vaardigheden kunstenaars daarvoor nodig hebben. In deze publicatie is  een apart hoofdstuk gewijd aan een speciale rol binnen deze maatschappelijke kunstprojecten, namelijk die van producer. Deze brengt kunstenaars en organisaties samen, begeleidt het proces en helpt de verwachtingen te managen van alle betrokken partijen. Sommige kunstenaars weten beide rollen te verenigen, maar dat is lang niet iedereen gegeven. Binnen The Art of Impact is voor deze rol de term Impactproducent in het leven geroepen. Er is twee keer een Impact Award uitgereikt aan diegene die de samenwerking tussen kunstenaar en organisatie(s) zo goed wist in te richten dat er een prachtig resultaat uit kwam. Het is echt een verdienste van het programma The Art of Impact om deze functie uit te lichten en meer aandacht te geven. Er is echter nog weinig literatuur over dergelijke producers.

Via via kwam ik een essay tegen over dergelijke ‘tussenfuncties’ en  hun professionele kenmerken: De logica van het ongepaste. Dit essay gaat over wijkmanagers die opereren tussen wijkbewoners en gemeentelijke diensten. Uiteraard is dat anders omdat wijkmanagers in dienst zijn van de gemeente, maar veel van  de eigenschappen die zij nodig hebben om succesvol te zijn en te blijven, lijken op die van producenten die opereren in het spanningsveld tussen kunstenaar en organisaties, ook twee zeer verschillende domeinen. Ik haal daar een aantal interessante aspecten uit.

Wat wijkmanagers bijvoorbeeld doen is een vraagstuk herformuleren, benoemen wat onbesproken blijft, verbinden wat gescheiden blijft, visie ontwikkelen. Iets wat kunstenaars ook doen (al is het  op een andere manier). Het werk van producenten kent echter ook overeenkomsten met die van een wijkmanager:

  • ze hebben weinig tot geen formele macht
  • ze opereren via netwerken
  • hun werk is grotendeels onzichtbaar
  • ze zijn voortdurend bezig met het inrichten, aanjagen en stroomlijnen van processen
  • ze bemoeien zich voortdurend met het werk van anderen
  • ze zijn in staat om in het ene domein ander gedrag te vertonen dan in het andere
  • ze zijn zich bewust van de spelregels in elk domein
  • ze weten hoe in elk domein geoordeeld wordt over wat resultaat of succes is en wat niet.

De logica van het ongepaste is dat je niet succesvol kunt zijn als je je alleen maar aanpast aan wat in elk domein verwacht wordt. Je moet grenzen overschrijden. Dat geldt niet alleen voor de kunstenaar, maar ook voor de producent. De producent is echter degene die de verbinding tussen alle domeinen en belangen in de gaten houdt en een productieve balans daarin tot stand brengt en bewaakt.

Het wordt tijd dat er meer onderzoek gedaan wordt naar het verloop van maatschappelijke kunstprojecten en de verschillende rollen daarbinnen.

Conclusie

Er zijn 122 kunstprojecten ondersteund. Bij een aantal daarvan kan voorzichtig iets worden gezegd over hun maatschappelijke impact, over het merendeel niet. Zo bezien was The art of Impact een experimenteel programma van de zes publieke kunstfondsen, waarvan (nog)  duidelijk moet worden wat ervan geleerd is. Tijd voor een publiek debat?

The Art of impact schreeuwt om een vervolg. Een vervolg waarbij:

  1. gebruikt wordt gemaakt van voortschrijdend inzicht over aantonen en onderzoeken van impact, zodat projecten beter ingericht worden op het bereiken en laten zien van maatschappelijke impact;
  2. onderzoek naar het aantonen en meetbaar maken van impact wordt meegenomen in de opzet van het programma. Onderzoek maakt zichtbaar op welke manier impact het beste bereikt, aantoonbaar en gemeten kan worden en leidt tot nieuwe inzichten;
  3. de zes fondsen duidelijk maken wat ze geleerd hebben en hoe zij dat integreren in hun manier van werken op zo’n manier dat het kunstmatige onderscheid tussen ‘artistieke’ en ‘maatschappelijke’ kunstprojecten kan verdwijnen;
  4. ondersteuning en onderzoek opgezet wordt voor kunstenaars en impactproducenten om gestructureerd te werken aan artistieke projecten met een duidelijke aantoonbare maatschappelijke impact. Deze projecten hoeven dan niet zelf meer het wiel uit te vinden, maar profiteren van de ervaringen en kennis van anderen.