8 december 2015
Gisteren is het onderzoeksrapport verschenen over de belangenverstrengeling bij Het Nieuwe Instituut (HNI). Ter opfrissing van het geheugen: de directeur verstrekt opdrachten aan zijn levenspartner en aan een lid van de Raad van Toezicht. HNI vond dat het kon, de buitenwereld vond van niet. Cultuur+Ondernemen werd gevraagd om dit te onderzoeken in relatie tot de governance code waarin belangenverstrengeling niet wordt goedgekeurd.
Gisteren is dat onderzoeksrapport verschenen en ook de reactie van HNI. Je kunt aan het rapport zien dat er zeer voorzichtig en zorgvuldig wordt geformuleerd om vooral niet buiten de opdracht te treden. De conclusie is echter duidelijk: belangenverstrengeling mag niet en Het Nieuwe Instituut is over de schreef gegaan. Er is te makkelijk gedacht dat via goedkeuring door de Raad van Toezicht alles geoorloofd is. Niet dat er nooit iets mag, maar dat is een uitzondering die goed moet worden verantwoord. In het artistiek belang kan een opdracht worden verstrekt aan een lid van Raad van Toezicht. Het is echter beter dat diegene dan voorgoed terugtreedt. Het wisselen van rollen van toezichthouder naar opdrachtnemer en terug naar toezichthouder is niet geloofwaardig.
Een bijzondere case is de opdracht van de directeur aan zijn levenspartner. De commissie gaat niet zover om te zeggen dat zoiets nooit en te nimmer kan, zeker niet bij een artistiek directeur. Het moet wel een uitzondering zijn en de bewaking van de mogelijke belangenverstrengeling dient dan direct bij de Raad van Toezicht komen te liggen. En dat is hier niet gebeurd. De Raad van Toezicht is te laat en te weinig ingelicht.
Dit is een belangrijke toevoeging bij de interpretatie van de Governance Code Cultuur: met een artistieke directeur en in een kleine sector waar veel met bekenden wordt gewerkt, kan de directeur niet zelf goed beslissen of er sprake is van belangenverstrengeling. Dan moet de regie bij de Raad van Toezicht komen te liggen.
In de politiek is te het laat en te weinig inlichten van de Tweede Kamer door een minister een doodzonde. Dan zal de minister moeten opstappen. Niet dat het iets oplost, het is meer een symbolische en rituele actie. Als vertegenwoordiging van het volk tolereert de Tweede Kamer niet dat het niet goed en/of te laat wordt geïnformeerd.
Geldt dat hier ook? Het is aan de Raad van Toezicht om te beslissen of de directeur van HNI goed functioneert. Duidelijk is in ieder geval wel dat er een te lichte opvatting werd gehanteerd over belangenverstrengeling en een te formeel idee over het beoordelen ervan: als het maar gemeld wordt en goedgekeurd. Dat gebeurde niet alleen door de directeur, maar ook door de Raad van Toezicht. Ook nu nog constateert de Raad van Toezicht dat zo’n vorm van belangenverstrengeling mag, mits er sprake is van alternatieven en de beoordeling ervan zorgvuldig plaats vindt. Daarmee weigert het HNI om volledig het boetekleed aan te trekken. En eigenlijk een afwijzing van de duidelijke conclusies van het onderzoek en van de boodschap van de Governance Code Cultuur. Een vorm van toch gelijk willen krijgen, die ik niet begrijp. De consequenties worden wel genomen: de Raad van Toezicht treedt af (‘gefaseerd’: wat betekent dat in de praktijk?) én er komt een zakelijk directeur naast de artistieke directeur.
Wat leren we nu hiervan over governance in de culturele sector? Belangenverstrengeling kan zich makkelijk voordoen in zo’n kleine sector, maar er moet niet al te makkelijk over gedacht worden. Als het al plaats vindt, moet dat transparanter en beter uitgelegd. En de Governance Code Cultuur is een stevige interpretatie rijker: de positie van de Raad van Toezicht bij mogelijke belangenverstrengeling is versterkt.
Is er trouwens iets anders uitgekomen dan ik in augustus jl. opschreef in een eerder blog hierover? Nee, dat niet. De conclusie daarover laat ik aan de lezer.