3 mei 2017

Het gebrek aan korte-termijnoplossingen voor de arbeidsmarkt in de cultuursector

Op 21 april verscheen ‘Passie Gewaardeerd’ van de SER en de Raad voor Cultuur, over het versterken van de arbeidsmarkt in de cultuursector. Eind februari schreef ik al over mijn verwachtingen voor dit rapport. De arbeidsmarkt in de culturele sector kent namelijk een (te) hoog percentage flexibel werkenden (ZZP en tijdelijk), met veel mensen die in de sector blijven werken ondanks dat ze er bijna niet(s) verdienen.

Wat zijn de gevolgen?

  1. Er verandert weinig zolang het voor werkgevers goedkoper is om flexibel werk in te huren dan mensen vast in dienst te nemen. De cultuursector kan dat vraagstuk niet oplossen, dat kan alleen op landelijk niveau voor de hele arbeidsmarkt.
  2. Zolang er veel mensen graag in de sector willen werken voor weinig geld, blijft de onderhandelingspositie van ZZP’ers zwak en de beloning laag. Ook dat zal voorlopig niet veranderen.
  3. Het mededingingsrecht verhindert dat ZZP’ers zich collectief kunnen organiseren om betere beloning af te dwingen. De versnippering in de sector helpt daarbij niet.

Echt duurzame oplossingen zijn dus niet meteen te verwachten van dit rapport. Mijn verwachting was dat er vooral een beroep gedaan zou worden op A. de welwillendheid van werk- en opdrachtgevers om beter te betalen en B. op de overheid voor geld en regelgeving.  Dit rapport bevestigt die verwachting. En wat erbij komt is de oproep aan de sector om zich zelf beter te organiseren en gericht te lobbyen, anders komt er van de voorgestelde oplossingen niets terecht.

Toch is het een goed rapport, want het bepleit een lange termijn aanpak waar het in de sector al die tijd aan heeft ontbroken. Er wordt niet voor niets gesproken over 4 oplossingsrichtingen, omdat simpele en concrete oplossingen voor de korte termijn er niet zijn.

De 4 oplossingsrichtingen

Wat zijn die 4 oplossingsrichtingen? Het vergroten van het verdienvermogen, verbeteren van inkomenszekerheid, bevordering van scholing en duurzame inzetbaarheid, en als vierde het versterken van de sociale dialoog (oftewel het bundelen van krachten voor betere belangenbehartiging).

Wat vinden SER en de Raad voor Cultuur de belangrijkste voorstellen om uit te voeren? En wat is naar mijn idee de haalbaarheid ervan?

  1. Vergroten van verdienvermogen
  • De potentie van de sector duidelijk maken voor andere beleidsagenda’s zoals innovatie, sociale cohesie, stedelijke en regionale profilering. Dat wordt tijd, vraagt wel om een gecoördineerde en langdurige lobby van sector en OCW.
  • Landelijk platform voor kennis over marktstimulering, (toegang tot) financiering, enz. Mag wat mij betreft gecombineerd worden met matching tussen vraag en aanbod. Dat betekent bundeling van alle krachten in de sector, dat vergt tijd. En financiering door de overheid om zo’n platform tot stand te brengen.
  • Stimuleren van private investeringen in de sector, dus behoud Geefwet, lage BTW, betere toegang tot financiering en matchfunding tussen privaat en overheidsgeld. Hier ligt een duidelijke taak voor de overheid met steun van de sector. Dit is minimaal een 5-jaren plan, denk ik zo.
  • Aanpakken van de scheve verdeling van de opbrengsten van auteursrecht: veel geld komt terecht bij platforms als bijvoorbeeld YouTube i.p.v. bij de makers. Gezien de zwakke onderhandelingspositie van makers is ook hier de inzet van de overheid onontbeerlijk.
  1. Verbeteren van de inkomenszekerheid
  • Een Fair Practice-label invoeren, oftewel een code en richtlijnen voor een goede honorering als onderdeel van verantwoord werkgevers- en opdrachtbeleid. Hierbij hangt veel af van de welwillendheid van werk- en opdrachtgevers. Maar overheden kunnen dit Fair Practice-label ook als voorwaarde in hun subsidiebeleid opnemen! Gezien de krappe budgetten in de sector is dit geen gemakkelijk, wel een noodzakelijk traject.
  • Een uitzondering in het mededingingsrecht voor de creatieve sector om collectief te kunnen onderhandelen. Een creatief idee, maar lastig haalbaar. Bundeling van krachten door makers in bijvoorbeeld coöperaties en zo samen onderhandelen kan op kortere termijn. Dat stimuleren en ondersteunen is een mooie opmaat naar het platform voor marktstimulering.
  • Hoe kan het geringe aandeel ZZP’ers met een arbeidsongeschiktheidsverzekering vergroot worden? Standaard met een opt-outmogelijkheid? Is geen korte-termijn mogelijkheid.
  • Er is blijkbaar niet veel vertrouwen in deze maatregelen want als niets blijkt te werken, moet onderzocht of een minimumtarief voor ZZP’ers kan worden ingevoerd. Voorlopig onhaalbaar, zowel juridisch als praktisch. Op zijn vroegst over 10 jaar dus.
  1. Bevorderen van scholing en duurzame inzetbaarheid
  • Ruimte maken voor scholing en een leven lang leren in CAO’s, en die ruimte ook maken voor ZZP’ers. Dit kan onderdeel zijn van het Fair Practice-label. Het Sectorplan Cultuur heeft duidelijk gemaakt hoe moeilijk het is om alle sociale partners bij elkaar te krijgen en voor werkenden om tijd vrij te maken voor scholing. Toch is het gelukt en verdient het een voortzetting. Een duidelijke verantwoordelijkheid voor sociale partners en alle werkenden om scholing minder vrijblijvend te maken. Er is geen sectorbreed scholingsfonds, maar een platform dat aanbod bundelt en kleine organisaties hierbij ontzorgt, kan helpen. De overheid zou de ontwikkeling van het platform moeten financieren.
  • De creatieve sector als proeftuin voor een persoonlijke ontwikkelrekening van alle werkenden. Een leuk idee, maar vraagt een gezamenlijke investering en lobby van de overheid en sector!
  • Blijvend beperken van de instroom van het kunstvakonderwijs. Dat is logisch, maar het beroep kunstenaar is niet beschermd. Beter is de aanmoediging om studenten goed voor te bereiden op de inzet van hun specialisme op andere domeinen dan de kunstsector alleen. Iets wat op enkele plekken al gebeurt, maar nog niet consequent overal. Het staat in de agenda van het kunstvakonderwijs in de vorm van cross-overs en maatschappelijke inzet. Het kunstvakonderwijs kan hierin nog meer verantwoordelijkheid nemen.
  1. Versterken van de sociale dialoog
  • De sector is niet zo goed in samenwerken en met één stem naar buiten Dat kan en moet beter. Dat vraagt wel van de belangenorganisaties om meer samen op te trekken en niet alle verschillen te benadrukken.
  • OCW zou het initiatief moeten nemen om twee keer per jaar een sociaal-economische dialoog te voeren. Ik neem aan over de voortgang van de prioriteiten uit dit rapport.
  • Maak van cultuur en creatieve industrie eindelijk één beleidsterrein. De makers bewegen zich al lang op beide terreinen, het beleid niet. Op bijeenkomsten van de creatieve industrie zie ik zelden iemand uit de kunstsector, en andersom ook niet. Terwijl veel van de uitdagingen vergelijkbaar zijn. Dat roept wel de vraag op hoe de cultuursector kan aansluiten op het topsectorenbeleid. Hier moeten zowel de belangenorganisaties uit beide velden samenwerken als ministeries. Er is geen korte termijnwinst te behalen, maar het is een langdurige investering waard.

Conclusie

Het is duidelijk: de sector moet zich verenigen, werk- en opdrachtgevers dienen werkenden beter betalen en de overheid moet investeren, zowel beleidsmatig als financieel.

Het is nu aan Kunsten’92 om samen met alle partijen van al deze aanbevelingen een mooie agenda te maken voor de komende 10 jaar met een verdeling in kortere en langere termijnplannen en wie waarvoor nodig is om de gewenste resultaten te behalen.

Want ook dat is duidelijk: er zijn geen korte termijnoplossingen voor de lage verdiensten in de sector en het gebrek aan vaste banen. Dat komt zowel door de inrichting van de Nederlandse arbeidsmarkt als door kenmerken van de cultuursector. Dit rapport biedt de kans om iets te veranderen. De sector kan blijven doormodderen of voor een lange termijn perspectief kiezen.