Blog 9 januari 2015

Minister Bussemaker vraagt de Raad voor Cultuur om advies over toekomst cultuurbeleid en de basisinfrastructuur 2017-2020

Alhoewel de minister in haar adviesaanvraag vooral vragen stelt aan de Raad voor Cultuur, is het tussen de regels door duidelijk dat zij het huidige bestel niet toekomstbestendig vindt. Er verandert te veel in de wereld:

  • De bevolking vergrijst, tegelijkertijd wordt voor jongeren de virtuele wereld steeds belangrijker
  • Globalisering zet door, onder meer door internet. In reactie daarop hechten mensen meer dan vroeger aan een nabije identiteit, nationaal of lokaal. Voor veel steden is hun vestigingsklimaat afhankelijk van hun cultureel kapitaal
  • Nieuwe cultuuruitingen zijn multidisciplinair, minder geïnstitutionaliseerd met voortdurend wisselende samenwerkingsverbanden
  • Individualisering leidt tot horizontalisering, tot minder gezag voor traditionele experts/de elite, tegelijkertijd is er behoefte aan ‘gidsen’ in het aanbod.

Minister Bussemaker signaleert een aantal knelpunten in het huidige bestel. In mijn woorden:

  • Cultureel ondernemerschap en de eigen inkomstennorm leiden tot een groeiende behoefte aan andere inkomstenbronnen en financieringsvormen. Maar er lijkt nog geen duidelijke richting in te vinden. Microkredieten, borgstellingsfondsen, laagrentende leningen en crowdfunding, ze komen allemaal voorbij. Welke rol gaan deze instrumenten spelen? (Merkwaardig is dat er alleen een directe vraag aan de Raad gesteld wordt over crowdfunding!)
  • Om te overleven moeten culturele instellingen zowel beter samenwerken als zich sterker onderscheiden. Welke samenwerkingsvormen werken wel, welke niet, hoe kan samenwerking verder gestimuleerd worden terwijl instellingen ruimte nodig hebben om te innoveren en een relevant profiel te ontwikkelen?
  • Het is met name de creatieve industrie die zich verbindt met maatschappelijke vraagstukken, hoe kan daarin het vrije en artistieke onderzoek versterkt worden? Dat klinkt alsof de minister bang is dat de creatieve industrie te instrumenteel wordt of dat het artistieke deel niet gewaardeerd wordt. Tegelijkertijd lijkt het een aanmaning richting de culturele sector om zich meer met maatschappelijke vraagstukken bezig te houden en een inhaalslag te maken. De culturele sector is daar rijkelijk laat mee: https://www.linkedin.com/pulse/20141204111554-21816345-the-art-of-impact-or-why-the-arts-now-start-with-the-impact-of-art?trk=prof-post
  • Talentontwikkeling loopt het risico volledig versnipperd te raken nu het verdeeld is over culturele instellingen en cultuurfondsen. Moet deze rolverdeling wel gehandhaafd blijven, hoe voorkom je tijdelijke oplossingen? Zie ook https://www.linkedin.com/pulse/art-impact-ii-what-culture-could-learn-from-sports-joost-heinsius?trk=prof-post.
  • In het huidig bestel zijn zowel producerende als ondersteunende instellingen opgenomen. Zijn die ondersteunende instellingen nog wel nodig en welke functie zouden ze moeten hebben?

Als het gaat om toekomstig cultuurbeleid komt dit neer op drie vragen:

  1. Hoe kan kunst en cultuur maatschappelijk relevant blijven? Want zonder relevantie geen legitimiteit.
  2. En waaraan meten we die relevantie af?
  3. Welke rol kan en wil de overheid hierin spelen?

Wat betekent dit alles voor een toekomstig cultuurbestel? Als steeds meer cultuurproductie niet meer plaatsvindt via instituties, als cultuurconsumptie en –productie steeds meer door elkaar lopen en als cultuur zowel lokaal van groot belang is als internationaal ontstaat?

Een paar mogelijke richtingen:

  • Ondersteunt de landelijke overheid alleen nog direct enkele internationaal bekende boegbeelden? Gaat de rest via fondsen? En kunnen die nog wel gebaseerd zijn op afzonderlijke disciplines zoals nu beeldende kunst, letteren of film als makers zich van die disciplines steeds minder iets aantrekken? Is het beter om één fonds in te richten voor productie, innovatie en maatschappelijke impact?
  • Hoe organiseer je effectief de broodnodige ondersteuning van talentontwikkeling in combinatie met noodzakelijk ondernemerschap als je al die lokale vindplaatsen wil combineren met landelijke kennisontwikkeling (die nu ontbreekt)?
  • Hoe zorg je voor de verdere ontwikkeling van cultureel ondernemerschap? Waar gaat de co-creatie van kennis over maatschappelijke impact, publieksontwikkeling, marketing, profilering, samenwerking en financiering vandaan komen?
  • En wat is dan de legitimiteit voor subsidie: artistieke productie, resultaten of maatschappelijke impact? Of gaat het dan om een keten van waarde-realisatie en subsidieer je alleen dan de verschillende schakels als ook de maatschappelijk waarde en impact aangetoond kan worden?
  • Komt er een nieuwe verdeling van taken tussen verschillende overheden? Moet alles wat tot lokaal cultureel kapitaal leidt alleen lokaal ondersteund worden, ook als het via internationalisering tot stand komt? Wat is de rol van provincies anders dan in stand houding en ontwikkeling van cultureel erfgoed?

En hoe komt het dat de groeiende diversiteit van de bevolking volledig ontbreekt in de adviesaanvraag? In het Verenigd Koninkrijk gaan culturele instellingen het merken in hun subsidie als ze niet werken aan een meer divers samengesteld publiek, programmering en personeel: http://www.theguardian.com/uk-news/2014/dec/08/arts-council-england-make-progress-diversity-funding-axed-bazalgette. Diversiteit blijft een ‘witte’ vlek in Den Haag.

De Raad voor Cultuur mag hier tot eind maart over nadenken, nadat de Tweede Kamer 15 januari haar licht over de adviesaanvraag heeft laten schijnen. De discussie in de Tweede Kamer heeft enkele punten toegevoegd aan de adviesaanvraag: Leeuwarden Culturele Hoofdstad is toegevoegd als voorbeeld van cultureel profiel, er is een vraag bijgekomen naar het wegnemen van overbodige en belemmerende regelgeving en nog meer nadruk op cultuureducatie.

Ik wens de Raad de moed toe om daadwerkelijk met een vergezicht te komen!